In 2001 vierde een brandweerkazerne in Livermore (Californië) de honderdste verjaardag van een gloeilamp, eentje uit de tijd dat producten nog een lange levensduur hadden. Bedrijven begonnen na 1925 de levensduur in te korten, waarna de korte levenscyclus van gloeilampen, koelkasten, printers enzovoort tot het industrieel verdienmodel begon te behoren. Iets wat economische duurzaamheid en transitie in de weg staat. De Nederlandse architect en duurzaamheidsdenker Thomas Rau bedacht een uitweg. Hij zette het electronicaconcern Philips op weg om met een nieuw verdienmodel te experimenteren. Sinds 2015 verkoopt het aan Amsterdam Airport Schiphol geen gloeilampen meer maar licht. Schiphol krijgt licht 'in gebruik', terwijl Philips de lichtinstallaties in bezit houdt. Met het gevolg dat Philips nu een lange levensduur ambieert, en de lampen demonteerbaar en recycleerbaar maakt. Zo kunnen ze nadien geheel of gedeeltelijk (per onderdeel) hergebruikt worden in andere installaties of producten. Licht op circulaire basis dus, een stap die voor bedrijven "buitengewoon simpel is", meent Rau, "maar ook buitengewoon oncomfortabel".
Het hele luchthavengebouw wordt in Rau 's logica in de toekomst recycleerbaar. Nu al geeft Rau zijn nieuwe bouwwerken een 'materialenpaspoort' dat alle grondstoffen en componenten met hun gewicht vermeldt, tot de kleinste hoeveelheid titaan of koper toe. Zo kunnen ze naderhand weer hergebruikt worden als grondstof in een andere gebouw of product. Op die wijze is een gebouw geen 'vastgoed' meer maar een tijdelijke opslagplaats van grondstoffen. Je vindt hier het geïllustreerde betoog van Thomas Rau, in een aflevering van de VPRO-reeks Tegenlicht.